Hierna een overzicht van activiteiten en de daarbij
gebruikte gereedschappen.
(met dank aan
de bron: www.vobula.nl)
Rooien en vellen van bomen en struiken
Dit wordt gedaan om het bos te verjongen en de bodembegroeing
weer licht en ruimte te geven. Ook kunnen ongewenste of woekerende bomen en struiken worden verwijderd. Bomen tot
1 meter hoogte kunnen worden uitgetrokken of worden gerooid door met een steekspade de wortels door te steken.
Vellen en uitsnoeien (zagen)
Grotere bomen worden afgezaagd. Dit kan het snelst worden
gedaan met de motorzaag door professionals die hiervoor een speciale opleiding hebben gevolgd en zijn voorzien van beschermende
kleding. Aangezien wij vrijwilligers zijn doen wij het zaagwerk nog ongemotoriseerd met een groot type beugelzaag.
Het zagen gaat het gemakkelijkst met twee personen, die om beurten trekken. Degene die niet aan de beurt is om te trekken
moet niet duwen, maar alléén zorgen dat het zaagblad recht in de snede blijft. Is er voor een beugelzaag niet genoeg ruimte
om te manoeuvreren, dan is een jirizaag handig.
Dikkere bomen worden voorzien van een valkerf. Dit is een horizontale
snede die zorgt dat de zaag niet gaat klemmen en de boom de gewenste richting op valt. In plaats van zagen kan je ook hakken
met een grote bijl. Dit kost echter meer spierkracht en zweetdruppels.
De gevelde boom wordt van de kroon en de zijtakken ontdaan.
Dit wordt gedaan met een kleine, driekantige beugelzaag, die ook wel katterug wordt genoemd. Tenslotte zaag je de
stam met een grote beugelzaag in stukken van ongeveer een meter lang. Van de stam en takken wordt een takkenril gemaakt.
Ringen
Als de boom niet meteen weg hoeft, kan ringen een natuurvriendelijk
alternatief zijn voor omzagen. Over een breedte van 10-15 cm wordt de bast rondom de stam verwijderd. Dit gaat heel goed met
klein slaggereedschap. Doordat dan de wortels niet meer van voedsel uit de bladeren worden voorzien, sterft de boom langzaam
af op dezelfde manier als dat in de natuur ook vaak gebeurt. Tijdens het sterven biedt hij levensmogelijkheden voor tal van
insekten en vogels.
Beugelzaag
Een beugelzaag bestaat uit een metalen beugel waartussen een
hardstalen zaagblad is gespannen. Grote beugelzagen gebruik je voor het vellen van bomen en het zagen van stammen in meterstukken.
Grotere beugelzagen hanteer je het gemakkelijkst met twee personen. De tanden van de zaag zijn aan twee kanten geslepen, zodat
beide personen beurtelings kunnen trekken. Maak grote, rustige halen, zodat je het blad over de hele lengte benut, en oefen
vooral geen druk uit op het zaagblad. Als bij het vellen van een boom de zaag gaat klemmen, wrik dan nooit aan de zaag, maar
probeer door duwen aan de stam de zaagsnede verder open te krijgen. De kleine, driekantige beugelzaag gebruik je voor het
wegsnoeien van takken. Hij is heel geschikt voor gebruik door één persoon.
Wegzetten en transport: Zet tijdens het werk de zaag rechtop tegen een boomstam. Hang hem nooit op in een boom, dan kan er iemand inlopen.
Draag een beugelzaag altijd in het midden van de beugel met de tanden iets naar buiten gericht. Bij vervoer over de openbare
weg is een beschermkap wettelijk verplicht.
Onderhoud: Tanden van beugelzagen kunnen niet worden geslepen. Na herhaald gebruik, als de zaag niet scherp meer is, moet
je het zaagblad in zijn geheel vervangen.
Jirizaag, snoeizaag en stokzaag
De jirizaag is een trekzaag die bestaat uit een iets rondgebogen
blad en een houten handvat. Hij is ontwikkeld om bomen tot een dikte van 15 cm te vellen. De snoeizaag en stokzaag zijn ook
trekzagen. Ze hebben een veel kleiner zaagblad en zijn bedoeld voor het wegsnoeien van takken.
Onderhoud: De tanden van de jirizaag, snoei- en stokzaag worden met een driekantige vijl met de hand geslepen. De tanden
worden na iedere slijpbeurt gezet, zodat alle tanden even ver uit elkaar staan. Slijpen en zetten is het werk voor een vakman.
Wegzetten en transport: De jirizaag wordt met de tanden naar beneden tegen een boom gezet. Hang hem nooit in een boom of leg hem zonder
beschermkap op de grond. De beschermkap is verplicht bij transport over de openbare weg.
Snoeien
Het snoeien van bomen en struiken wordt op verschillende manieren
gedaan, afhankelijk van de soort boom en het gebruiksdoel van het afgezette hout. Het komt voor bij knot- en leibomen, laanbomen,
heggen, sierbeplantingen en vruchtbomen. Het eindresultaat is, dat de boom of struik weer goed kan uitgroeien. Belangrijk
is, dat de snoeiwonden vlak en zo klein mogelijk zijn, zonder rafels, inscheuringen of plaatsen waar water kan blijven staan.
Gereedschappen voor het snoeien zijn snoeischaar, takkenschaar, heggeschaar, snoeizaagje en stokzaag.
De heggeschaar dient voor het regelmatig knippen van heggen
in siertuinen. In het bos- en landschapsbeheer zullen we hem niet zo vaak nodig hebben. Een snoeischaar houd je met het snijdende vlak aan de bovenkant. Als je moet wrikken om een tak door te knippen,
dat is de snoeischaar te klein of de tak te dik. Gebruik in beide gevallen liever een takkenschaar. De lange handvaten van
de takkenschaar werken als een hefboom, zodat je flink kracht kunt zetten.
Een snoeizaagje met gebogen blad is goed manoeuvreerbaar en
je kunt er grotere takken mee afzagen. De stokzaag heeft meestal hetzelfde model als het snoeizaagje, maar je kunt er takken
op grotere hoogte mee bereiken.
Bij het afzagen van dikke takken aan een verticale stam is
er gevaar op inscheuren. Zaag daarom eerst de tak in vanaf de onderkant, zaag hem dan af op 30-50 cm van de stam. Zaag de
rest van de takdoorsnede dan van boven schuin van de stam af. Bedenk van tevoren waar de tak heen zal vallen, vooral als je
zelf op een ladder staat.
Snoeischaar, takkenschaar, heggeschaarDe meest gebruikelijke snoeischaar heeft twee scharende vlakken; de
snijdende werking gaat van het bovenblad uit. Met de zwaarste typen kunnen takken tot 2 cm doorsnede mee worden doorgeknipt.
De takkenschaar is er in verschillende afmetingen; er kunnen takken tot 4 cm doorsnede mee worden doorgeknipt. Van snoeischaren
is het scharnierpunt het zwakst. Zorg om op die plaats niet te wrikken bij pogingen een te zware tak te snoeien. Met een heggeschaar
kunnen uitsluitend dunne takken worden geknipt. Snoei daarom eerst dikke takken met een zaag of snoeischaar.

Opschonen van waterpartijen
Opschonen is het verwijderen van overtollige planten, bladresten
en bagger om doorstroming van water te bevorderen of om bepaalde leefgemeenschappen in stand te houden (bijvoorbeeld de paddenpoelen).
Opschonen in handkracht is zwaar werk en gebeurt alléén als machinaal werk niet goed mogelijk is. Voor het afsnijden van planten
aan de (schuine) waterkant is de stokzeis een handig gereedschap.
Plantenresten in het water worden met een sloothaak op de wal
getrokken. Voor het uitbaggeren is er de baggerbeugel waarin de bagger op de kant wordt getrokken en in de kruiwagen wordt
gedeponeerd. Afvoeren van de bagger is van belang om verrijking van de wal met mineralen te vermijden. Tijdelijk drooggevallen
sloten kunnen worden uitgediept met behulp van steekspade en bats.
Sloothaak, stokzeis, baggerbeugel
De sloothaak is een soort viertandige vork, waarvan de laatste
10 cm van de tanden in een rechte hoek zijn gebogen. Hij dient om losgesneden plantenresten uit de sloot te trekken, vandaar
de lange steel. Gebruik bij het trekken zo veel mogelijk de beenspieren. Dat geldt ook bij gebruik van de baggerbeugel. Dit
is een soort schepnet met een metalen beugel, die aan een lange steel is bevestigd. Zet de beugel omgekeerd in de modder en
haal hem hand over hand naar je toe waarbij je de beugel draait. Dicht boven de grond (of kruiwagen) wordt de beugel opnieuw
gedraaid en leeggeschud.
Onderhoud: Houdt metalen delen roestvrij met olie. Het blad van de stokzeis wordt op dezelfde manier scherp gemaakt en
onderhouden als dat van de gewone zeis.
Wegzetten en transport: Zet stokzeis, sloothaak en baggerbeugel goed zichtbaar rechtop (tegen een boom) met blad, tanden of beugel
omlaag. Houd ze tijdens het transport bij het zwaartepunt vast met tanden of beugel naar beneden gericht. Wikkel het blad
van de zeis in een jute zak tijdens transport.

Hooien
Maaien en afvoeren van het maaisel in natuurgebieden is nodig
om een kruidenrijke begroeiing te krijgen en te behouden in niet-beweide graslanden. Maaien is soms niet mogelijk met
grote machines en gebeurt dan met handkracht. Maaien gebeurt met een zeis en vereist vakmanschap. Het gras ligt dan in
banen en moet, al dan niet in gedroogde vorm, worden afgevoerd. Met de hooihark kan het gras bijeen worden geharkt. Met
de hooivork kan het gras in de kruiwagen worden geladen en een broeihoop voor slangen worden opgebouwd.
Zeis, hooihark, hooivork
Een zeis heeft een iets gebogen blad met een lengte van ongeveer
1 m. Aan het blad bevindt zich een gebogen steel met twee handgrepen. Maaien met een zeis is niet gemakkelijk. Houd je rug
recht en iets naar voren. Het blad moet horizontaal zijn en vlak boven de grond. Tijdens een beweging van het lichaam vanuit
de heup maakt de zeis een horizontale, snijdende beweging. Zorg dat er geen andere mensen dicht in de buurt zijn bij het uitvoeren
van de maaibewegingen.
Onderhoud: De zeis wordt tijdens het werk scherp gehouden door af en toe een strekel over de snede te halen. Als hij bot
is, wordt hij niet geslepen, maar gehaard. Dit houdt in, dat met een speciale hamer de botte snede plat wordt geslagen. Dit
haren kan je beter aan een vakman over laten. De hooihark heeft een houten steel van 1,5-2 m en aan het uiteinde
een rij tanden. Hiermee wordt gras of hooi gekeerd en later op stroken (wiersen) bij elkaar geharkt. Een hooivork heeft eveneens
een steel van 1,5-2 m en aan het uiteinde 2 of 3 licht gebogen tanden.
Wegzetten en transport: De zeis wordt weggezet met het blad omlaag en de snede van je afgewend. Tijdens het transport wordt het blad
goed verpakt in een jute zak. Zet de hooihark met de tanden omhoog en de hooivork met de tanden in de grond. Draag ze
bij het zwaartepunt met de tanden naar voren.

Schoppen, spaden, rieken
De rechte spade is bedoeld om iets mee af te steken of te spitten.
De onderkant is scherp geslepen. Hij kan bot worden door onopzettelijk contact met harde voorwerpen. Houd daarom tijdens het
werk een vijl bij de hand om hem ter plekke weer scherp te maken. Vijl de binnenkant van de spade, haal aan de achterkant
alleen de bramen weg. Als de spade vast zit in de grond, beweeg hem dan in de richting van het blad, anders kan de steel afbreken. De
plagschop moet ook scherp zijn. De steel boven het blad is zo gebogen dat steken in horizontale richting relatief gemakkelijk
gaat en wordt dan ook gebruikt om droge slootjes af te plaggen. De bats heeft een groter werkblad, dat ook iets gebogen
is. De functie is het opscheppen van zand of losse grond. De riek of greep lijkt veel op een bats, maar heeft in plaats
van een blad een stuk of vijf tanden. Hij wordt gebruikt voor het opscheppen van grof materiaal met enige samenhang zoals
mest of op de kant getrokken waterplantenresten.
Onderhoud: Houd spade, bats en riek goed schoon; vet ze na gebruik in om roesten tegen te gaan. De steekspade en plagschoffel
worden af en toe scherp geslepen, bats en riek niet.
Wegzetten en transport: Laat spade, bats en riek niet op de grond liggen, zet ze altijd recht overeind. Houd ze tijdens transport zo
dicht mogelijk bij het blad of tanden beet, bescherm het blad desnoods met een jute zak en de tanden van een riek met een
blokje zacht hout

|